bereiding

1. 1

   Meng de suiker met de bloem en het zout in een kom en maak in het midden een kuiltje. Klop de eiwitten los. Leg in het kuiltje de boter, het eiwit, de room en het vanillemerg. Roer tot een glad deeg. Dek af en zet minstens 2 uur (maar liefst een hele nacht) op een koele plaats.

2. 2

   Verwarm de oven voor op 220°C. Leg bakpapier op een bakplaat. Doe 1 à 2 eetlepels van het deeg op de bakplaat en smeer het met de rug van een lepel uit tot een dunne ovale vorm van ongeveer 15 x 8 centimeter. Leg de hele bakplaat vol en laat het deeg zo’n 6 minuten bakken in de oven tot de randen goudbruin zijn gekleurd. Werk eventueel met twee bakplaten tot het deeg volledig is opgewerkt en bedek de plaat steeds met papier vooraleer het deeg uit te smeren.

3. 3

   Neem de gebakken koekjes uit de oven en haal ze voorzichtig met een mesje van de plaat.

4. 4

   Wikkel ze terwijl ze nog warm (en flexibel) zijn op het werkblad rond een houten stokje (de steel van een houten lepel is perfect). Werk hierbij snel, zodat het deeg niet te snel afkoelt, want dan kun je ze niet meer buigen. Laat alle opgerolde koekjes op een taartrooster afkoelen.

5. 5

   Hak de chocolade fijn en laat hem au bain-marie smelten. Doop de uiteinden van de 'sigaren' in de chocolade, en vervolgens in de brésiliennenootjes. Laat afkoelen.