bereiding

1. 1

   Verwijder het vet en de velletjes van de zwezeriken. Blancheer ze 1 minuut, laat uitlekken.

2. 2

   Schil de wortelen en de raapjes. Snij 1 wortel in blokjes. Snij de rapen en de overige wortelen in plakjes. Pel en snipper de sjalotten. Fruit ze 2 minuten in 2 el hete boter. Voeg 3 el water toe, kruid met peper en zout en laat onder deksel 6 minuten stoven. Laat het vocht zonder deksel uitkoken. Voeg 1 à 2 kl boter toe en glaceer de groenten op hoog vuur in 1 à 2 minuten. Dek af en hou apart. Borstel de champignons, snij ze in plakjes. Bak ze 4 minuten in 1 el hete boter. Doe ze in een vergiet en zet opzij.

3. 3

   Verhit 1 el boter in een pan. Fruit de sjalotten en de wortelblokjes. Voeg de zwezeriken toe, fruit aan elke kant 1 minuut. Overgiet met de wijn en de fond. Voeg het laurierblad toe. Kruid met zout en peper en laat 20 minuten onder deksel sudderen. Zeef het kookvocht en hou het apart.

4. 4

   Verwarm de oven voor op 160°C. Laat de zwezeriken afkoelen, snij ze in blokjes, dek af en hou apart. Smelt 60 g boter in een pan, meng de bloem erdoor. Fruit 4 minuten op hoog vuur zonder te kleuren. Voeg het kookvocht, de madera en het citroensap toe. Laat al roerend inkoken.

5. 5

   Warm de groenten op. Warm de bladerdeegbakjes op in de oven. Roer de zwezerik en de champignons door de saus. Laat 15 minuten sudderen. Breng op smaak met peper en zout. Vul de bakjes met het mengsel en schik de groenten erbij.