bereiding

1. 1

   Maak de flensjes. Smelt de boter en laat afkoelen tot kamertemperatuur. Zeef de bloem en voeg de eieren, suiker, bloem en het zeezout toe aan de boter en meng goed onder elkaar. Giet er langzaam en al kloppend de melk bij en meng tot een homogeen beslag. Bak 12 flensjes van het beslag in de boter.

2. 2

   Maak de saus. Haal met een scherp mesje de schil van twee sinaasappelen en snij in fijne sliertjes. Pers de sinaasappelen. Snij de derde sinaasappel à vif. Breng de schil met een bodempje water aan de kook. Giet af en herhaal. Doe de schil opnieuw in de pan, voeg 80 g van de suiker toe en 100 ml water en laat 15 minuten op een zacht vuur sudderen.

3. 3

   Schep uit de pan en laat op keukenpapier uitlekken. Laat de boter smelten. Voeg de rest van de suiker toe en roer tot de ­suiker is gesmolten en lichtjes begint te kleuren. Zet het vuur lager en voeg het sinaasappelsap en de likeur toe. Breng aan de kook en laat 2 minuten doorkoken.

4. 4

   Leg er een flensje in en plooi tot een driehoekje. Doe hetzelfde met de overige flensjes en leg telkens 3 geplooide flensjes op elk bord. Leg de sinaasappelpartjes in de resterende saus en laat nog even doorwarmen. Schep over de flensjes en werk af met de ingekookte sinaas­appelschil.