bereiding

1. 1

   Maak eerst het roomijs. Breng de melk aan de kook en voeg er de oploscichorei aan toe. Haal de pan van het vuur en laat de melk een tiental minuten trekken. Zo krijgt de cichorei de tijd om te zwellen en een maximum aan smaak af te geven. Giet de melk vervolgens door een heel fijne zeef en warm hem weer op, maar laat nu niet meer koken.

2. 2

   Klop suiker en eidooiers op tot het mengsel als een lint van de garde loopt. Giet er de warme melk bij en laat op een zacht vuurtje lichtjes indikken, terwijl u roert met een houten spatel.

3. 3

   Giet alles in een koude kom zodat het snel afkoelt. Giet door een fijne zeef om klontertjes te verwijderen. Draai de afgekoelde massa tot roomijs.

4. 4

   Maak de appelsaus niet te lang op voorhand: hij moet mooi groen blijven. Snij de appel in vieren en verwijder de pitten. Mix, voeg er suiker aan toe, enkele druppels citroensap en een weinig water zodat je een lopende saus krijgt. Duw het mengsel door een fijne zeef.

5. 5

   Snij het witloof middendoor. Snipper de blaadjes fijn. Bak de witloofsliertjes zo’n 3 minuten in een pan met wat boter en voeg er de suiker aan toe. Laat de suiker karamelliseren en doe er dan een snuifje kaneelpoeder bij. Roer dit goed door het witloof zodat het poeder niet verbrandt.

6. 6

   Leg de lauwe witloofsliertjes in het midden van het bord, het roomijs erbovenop en giet de saus errond.