bereiding

1. 1

   Verwarm de oven voor op 190°C. Doe de suiker met de boter in een pannetje en laat smelten.

2. 2

   Verdeel het suiker-botermengsel over de vormpjes. Schil de appelen, snij ze in vieren en vervolgens in dikke partjes. Snij ze wat bij als ze niet goed in de vormpjes passen. Leg de partjes appel met de bolle kant naar onderen in de karamel.

3. 3

   Steek rondjes uit het bladerdeeg die 2 cm groter zijn dan de diameter van het vormpje. Prik met een vork een paar gaatjes in het deeg en leg het op de appeltjes. Duw de randjes van het deeg tussen de appelen en de rand van de vormpjes.

4. 4

   Bak de taartjes in ongeveer 20 minuten goudbruin in de oven. Haal ze uit de oven, laat een paar minuten staan – niet te lang, de karamel mag niet helemaal afkoelen – en ontvorm.

5. 5

   Serveer de taartjes met een bolletje ijs.